.... naar gedichten 3 & 4
Regen en maanlicht
De zomernanacht groeit den morgen tegen;
Nog is de hemel zonder dageraad.
Alleen de kleine stem der zachte regen,
Die aan mijn open venster praat.
Naar bed gegaan, vermoeid van leed en leven,
Een mens, die slaap wenst als hem de aarde pijnt,
Voel ik mij tot een lichter lust verheven,
Omdat de maan zo helder schijnt.
O onrust van de hete zonnedagen,
O wegen in den beet van 't stof begaan,
Wie zou na loomte en angst nog anders vragen
Dan dézen schijn der maan?
Al wat ik heel mijn leven heb verzwegen,
Verlangen zonder vorm en zonder naam,
Is nu geworden tot een warme regen
Buiten een zilvren raam.
November
Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.
De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
altijd dit lege hart, altijd.
November met muzikale begeleiding:
November voorgelezen door J.C. Bloem: