Misverstand

Dit wordt een droef gedicht. Ik weet niet goed
waarom ik dit geheim ophoest, maar sinds een maand
of drie geloof ik meer en meer dat poëzie
geen vorm van naastenliefde is. Eerder een ziekte
die je met een handvol hopeloze idioten deelt,

een uitgekookte klacht die anderen vooral verveelt
en 's nachts - een heelkunst is het niet.
De kamer blijft een kamer, het bed een bed.
Mijn leven is door poëzie verpest en ook
al wist ik vroeger beter, ik verbeeld me niets

wanneer ik met dit hoopje drukwerk vierenzestig
lezers kwel of, erger nog, twee bomen vel.


Telefunken

Na jaren zwoegen werd ik kleurenblind,
sloeg vonken uit, kreeg klappen, gaf de geest.

Nu sta ik vaal en uitgepraat op straat
en moet steeds denken aan dat lege masker

dat mij zo schaamteloos heeft aangestaard.
Nagepraat. Aanbeden. Stukgemaakt.

De zak. Dat hij niet zag hoe levensecht
ik de tijd uit zijn ogen at. De zak.

Ik gaf hem Hitchcock, borsten, rampen, sikhs.
Ik gaf hem ogen. Oorlog. Noorderlicht.

Maar ik kon gaan. En hij kijkt weer tv.
Straks word ik opgehaald en sterven kilo’s

dode uren op de stortplaats met mij mee.