Realisme

De eerste twee gedichten omgewerkt,
van onleesbaar klad naar in het net,
op extra dik papier getikt en met de
hand getekend, wat al niet, en ze daarna

in vieren gevouwen in een envelop
geschoven, en de envelop voorzichtig,
ter hoogte van mijn hart, in het zakje
van mijn leren jack geborgen. Dan op pad.

R. zit in Café De Fiets als altijd bij de
flipperkast, zijn shagje rollend. Hij wil
een De Koninck, ik drink Spa. We praten
over de vakbond, Guido zijn gezondheid,

het weer. Zeg, vraag ik terloops, wat vind
jij eigenlijk van poëzie? Yèk, gedichten,
bah. Hij trekt zijn neus op. Ik moet opeens
denken aan de moedervlek rechts onder zijn

navel. Gedíchten, zegt hij, waarom vraag je
dat? Oh zomaar, zeg ik, en we praten voort
over het openbaar vervoer en Jules Croiset.
Een uitermate boeiend en verhelderend gesprek.

 

De zak spreekt

'Kom, steek mij vol. Het kan, het mag,
het is zelfs obligaat. Kieskeurig ben ik
niet: ik kan tegen een geurtje en zelfs
tegen de kleur van alles wat vergaat.

Laat mij met zorg uw vuiligheid verhullen.
Het is mijn zelfgekozen taak. Benut me dus
en wees, voor ééns - gesteund door zelfs
de Staat - een zakkenvuller van formaat.'

Het afval spreekt

'Heel eerlijk? Ik zou liever zwerven.
In elke bocht van elke straat mijzelf
verzamelen en weer verwaaien, stof
en schimmels inviterend, en insecten.
In alle openheid de Schepping erend
door op uw Grote Markt tot supermest
te composteren - zo ben ik op m'n best.

Maar iemand moet het vuile werk doen.
In dit geval: ik moet mijzelf maar leren
om mij, tot nut van d'algemene hygiëne,
te limiteren in mijn vrijheidsdrang. Door
dichtgesnoerd, voorgoed en zonder klachten
van zak tot zak en wijk tot wijk te wachten
- en als het éffen kan: ook zonder lekken -
om van wie mij verwerkte te vertrekken . . .

Adieu! Het ga u goed. Blijf monter en gezond.
Ik laat u schoner achter dan hoe ik u vond.'